12 juli 1980
Heb geduld, mijn vermoeide vrouw,
Heb geduld met de dingen van de wereld,
Met jouw reisgenoten, mijzelf inbegrepen,
Nu ik jou eenmaal ten deel ben gevallen.
Aanvaard, na zoveel jaren, een paar scheurbuikige verzen
Bij de vervulling van je kroonjaar.
Heb geduld, mijn ongeduldige vrouw,
Jij vermorzelde, gegeselde, ontvelde,
Jij die jezelf elke dag een schram bezorgt
Opdat je naakte vlees nog pijnlijker zal zijn.
De tijd is er niet meer naar om op onszelf te leven.
Aanvaard, alsjeblieft, deze 14 verzen,
Mijn lompe manier van zeggen dat jij me dierbaar bent,
En dat ik zonder jou niet op de wereld zou blijven.(uit: Primo Levi, Op een onzeker uur, Gedichten, Meulenhoff 1988)
Eén woord: prachtig!