Bedrijfsculturen zijn iets ondoorgrondelijks, maar ze bestaan, zoveel is zeker. Van buitenaf is het haast onmogelijk om een bedrijfscultuur te omschrijven. Je moet insider zijn om een gevoel te krijgen voor de ongeschreven wetten en regels, voor die dingen die je geacht wordt te zeggen, te denken en te doen en zeker voor die vele dingen die ongepast zijn.
Bedrijfscultuur is iets waarvan een officiële en een inofficiële versie bestaat. Altijd. Het gebeurt dan ook zelden dat je een glimp opvangt van wat achter de facade de enig geldige richtlijn, de eigenlijke bedrijfscode is.
Hier een mooi voorbeeld:
„In het eerste verslag van de werkgroep werd een zéér gevoelig punt benoemd: het Calimerocomplex
(zie aldaar, punt 2). De essentie van dit punt is dat de ZB’er zich, wegens een scala van factoren, door
de SCOOP’er geïntimideerd kan voelen. Er is uitgelegd dat de individuele SCOOP’er daaraan geen
schuld heeft. Hoog opgeleid als zij/hij nu eenmaal is, actief in een innovatieve organisatie, brengt dit
een bepaalde ‘voortvarendheid’ met zich mee. En die hoeft niet noodzakelijk negatief te worden
geïnterpreteerd: dat is geheel en al op eigen verantwoordelijkheid van de interpreet.“
Prachtige uitleg! Alleen mensen uit de inner circle kunnen het zo, to the point, onder woorden brengen. En zo dat iedereen het begrijpt, ook de ZB’er onder ons.
Wat ik me nu nog afvraag is, hoe kan het dan zo zijn, dat a) de directeur van een soortgelijk subliem instituut zelf geen academische graad heeft en b) ondanks de hoge concentratie van hoog opgeleiden en een enorme voortvarendheid, het instituut (soms als cultureel onderzoeksinstituut, soms als welzijnsorganisatie aangeduid) tot nu toe niet zeil kon zetten om uit te varen en nieuwe markten te veroveren. Wat precies is het innovatieve kenmerk van een organisatie die alleen in leven is en blijft dankzij provinciale opdrachten?
Intussen roept een interim, gepast opgewonden, dat het einde in zicht is. Voor het nabije feest adviseer ik Advocaat, geflest zijn we al.