Eèn keer in de zoveel weken komt er een mevrouw naar de bibliotheek, een dame op leeftijd, gedistingeerd, teer en broos. Haar bewegingen zijn buitengewoon zachtjes en voorzichtig net als haar stem alsof alles om haar heen zomaar kan breken en in duizend stukken kan vallen als ze te snel beweegt of te hard praat. Als ze me ziet, verschijnt er een glimlach op haar gezicht, heel eventjes maar, terwijl haar ogen blijven stralen. En iedere keer dat we mekaar ontmoeten houdt ze mijn hand een moment lang vast, en dan zegt ze: ‚Ik ken u allang en ik ken u goed, ik weet alleen niet meer precies hoe en waar we elkaar hebben leren kennen.‘ En dan vertel ik haar iedere keer opnieuw het verhaal van onze eerste ontmoeting. Dat het enkele jaren geleden is dat wij van de bibliotheek een cursus volgden waarbij het èèn van onze opdrachten was naar buiten te gaan en op straat mensen aan te spreken en te interviewen omtrent ‚klanttevredenheid‘. En dat zij mij of ik haar tijdens deze actie zomaar in de armen liep. En zo was het begonnen.
Ze was toen, midden op straat, begonnen over haar leven te vertellen. En dat doet ze nu nog steeds, iedere keer dat we elkaar zien. Nooit lang en nooit uitgebreid, zoveel tijd zou ze voor zichzelf nooit opeisen, heel eventjes maar, voortdurend om zich heen kijkend of ze niemand hindert, niemand in de weg staat. Dan vertelt ze over wat ze heeft meegemaakt, over de korte vakanties af en toe samen met haar nichtje en over de vele lange, lege uren en dagen. Ja, daar heeft ze het vooral over, over haar eenzaamheid. Bij wijze van afscheid drukt ze nog eens zachtjes mijn hand, bij de poortjes zwaait ze nog eens naar me. ‚Ik ben zo blij dat ik u ken‘, zei ze de laatste keer, en ik voelde een brok in mijn keel. ‚Ja, ik ook‘, dacht ik, maar toen was ze alweer uit het zicht.
Wat n mooi en ontroerend verhaal. En schrijnend ook.
Dit doet mij aan de laatste jaren van mijn moeder denken. Dank voor dit moois.
Prachtig!! Dankjewel voor schrijven en delen.
Lieve Fab, bellisimo…..