Ik weet niet hoe het komt, maar de afgelopen dagen ben ik erg bezig met ‚handen‘. Het idee kwam ineens tijdens de training in me op, het kwam van heel ver weg of van heel diep van binnen hoe je het maar wilt zien, enfin het moest naar buiten en het moest op papier…
Het resultaat was een klein stukje dat ik vervolgens op www.120woorden.nl publiceerde. Maar het hoort natuurlijk ook hier op mijn blog te staan.
Ouwe handen
Mijn grootmoeder werd in 1905 geboren. Als kind stond ze met een vlaggetje in haar handen op de keizer te wachten. Ze maakte nog net de eeuwwisseling mee. In januari 2000 stierf ze.
Mijn grootmoeder kon zwijgend daar zitten en naar haar handen kijken. ‚Wat heb ik toch voor ouwe handen!’ De dikke blauwe aderen op haar handrug vond ze lelijk. ‚Die waren er vroeger niet.’ Ze leken op rivieren, deze aderen op haar handen, de grote stevige handen van een boerenmeisje. Ik keek er gefascineerd naar.
Al vanaf haar 80e verjaardag zei ze vaak: ‚Ze zijn me vergeten daar boven, niemand in mijn familie is zo oud geworden.’
Niemand is ooit helemaal vergeten, ik mis haar nog iedere dag.
Nu zijn er enkele dagen voorbij, en ik moest opnieuw aan handen denken, maar dan in een geheel ander context. Ik moest denken aan ‚Liedermacher‘ van vroeger toen ik nog jong was. De DDR bestond nog, en er waren een handjevol mensen die er bleven, bewust bleven in een land van onderdrukking, in een land waar vrijheid niet bestond, om met hulp van hun teksten en hun liederen anderen moed en hoop te geven waar nauwelijks nog moed en hoop waren. De bekendste is wellicht Wolf Biermann geweest. Wie kent hem nog? Voor mij was Bettina Wegner diegene die de grootste indruk op mij heeft gemaakt. Een van haar liedjes heet ‚Sind so kleine Hände‘ (1978). Dat liedje had ik opeens weer in mijn hoofd, na 33 jaar kwam het opeens weer naar boven, ik hoorde haar stem weer en wist de tekst nog precies:
En het ontroert me nog steeds. De DDR bestaat niet meer, de muur bestaat niet meer, en toch zijn haar liederen nog steeds waar.