Peilingen

De moderne bibliothecaris noemt zich infomatieprofessional en heeft op zijn minst mediacoach in zijn CV staan. De moderne bibliothecaris beheerst de digitale media, het liefst tot in zijn tenen. De toekomst is digitaal en wij moeten koplopers zijn.

Omdat wij modern zijn doen wij ook aan alles mee wat modern is. We kiezen de beste bibliotheek van het jaar, de beste bibliothecaris van het jaar, het beste project van het jaar, en nu doen wij net als Maurice de Hond ook aan peilingen.

Op Twitter, waar ik me een beetje thuis voel, doet Maurice de Hond het minder goed met zijn peilingen. Ze zijn altijd goed voor een lachertje, voor een scherpe of diepzinnige opmerking, voor een ‚zie je wel, het slaat weer nergens op‘.

De stelling: ‚Wie niet tot in zijn tenen de digitale media beheerst, is niet geschikt als bibliothecaris‘ werd tot nu toe met 18 Eens-stemmen tegenover 7 Oneens-stemmen beantwoord. Dat zijn 25 stemmen bij mekaar dus. Representatief? Ik vrees van niet. En als het dan toch representatief was, wat zouden we daarmee dan doen of wat zouden we ermee kunnen??

Als wij bibliotheekmensen het over onze toekomst hebben hoor ik altijd dat wij onszelf opnieuw moeten definiëren, we moeten transformeren en innoveren, en wij moeten verbinden, de spin in het web zeg maar.

En ik ben het er mee eens. Ik herhaal. Ik ben het er mee eens!

Het punt waarop ik wel een aantal collega’s volstrekt kwijt raak is het punt waarop ‚verbinden‘ het toverwoord is en ‚polariseren‘ het antwoord. Want dat is wat er op dit moment volgens mij gebeurt. Dat is waar peilingen goed voor zijn. Een peiling maakt duidelijk hoeveel aanhangers partij 1 heeft en hoeveel aanhangers partij 2 steunen of partij 3 of 4. De ene groep zet zich af tegenover de ander. De grenzen worden scherp getrokken. Je kiest voor A of B, je bent voor of tegen, je bent in of out, geschikt of ongeschikt.

In plaats van al onze krachten te bundelen forceren we een splitsing.

En terwijl een enorme opdracht op tafel ligt en gelijktijdig een ongekende uitdaging op ons wacht, gunnen wij ons nog even de luxe om in besloten kring verder te werken aan een nieuw profiel van de perfecte bibliothecaris en het inventariseren van uitsluitcriteria.

De alfabetiseringscrisis en het in actie komen tegen laaggeletterdheid vergt een langdurige samenwerking op alle niveaus en tussen alle instanties. Aan het creëren van een geletterde omgeving kan iedereen een bijdrage leveren evenals aan het verbeteren van leesvaardigheid en het verhogen van leesplezier. En daar zijn wij voor. Ook daar zijn bibliotheken voor.

Ik wil hier slechts één zin uit het rapport citeren:

We leven wat dat betreft in een paradox: terwijl het digitale tijdperk almaar meer geletterdheid vereist, blijven miljoen Europeanen van alle leeftijden hopeloos achter.

Laten we daar eerst werk van maken. Omdat de toekomst van iedereen is.

Gaan we niet een beetje dood van binnen?

Een goede vraag.

Jeroen de Boer en Joost Heessels publiceerden 19 november jongstleden, na een beknopte analyse van de strijd tussen de paradoxale werelden van behoudende en agile collega’s binnen het universum dat bibliotheken heet, een gewaagd en moedig voorstel:

Daarom doen we een verregaand voorstel: wordt 1 januari 2014 een nieuwe start met een zogenaamd level playing field? Alle contracten van medewerkers van openbare bibliotheken worden ontbonden en omgezet in een tijdelijk jaarcontract. Op basis van vastgestelde competenties krijgt iedereen gelijke kansen een loopbaan binnen de openbare bibliotheken van de 21e eeuw op te bouwen. We zijn benieuwd naar jullie kijk op het door ons geschetste beeld. Hebben we een punt?

Hebben ze een punt? Natuurlijk hebben ze een punt.

En nog iets anders trok mijn aandacht.

In een tweet van Jeroen constateerde hij, dat hij het ernstig vond dat sommige collega’s aangaven dat ze niet op zijn stuk durfden te reageren…

Vooral voor deze laatste opmerking ben ik Jeroen dankbaar, omdat ik al een poosje mijn twijfels had of ik niet misschien alles verkeerd zag, alles verkeerd begreep. Als iedereen zwijgt, zelfs als duidelijk is dat je baan, je toekomst op het spel staat, als je niet reageert op het moment dat duidelijk wordt dat het menens is, als vakbondcollega’s die tot actie oproepen in hun eentje blijven staan en in stilletjes spandoeken moeten verwijderen, omdat alles politiek is, omdat het allemaal dingen zijn waar wij als eenvoudige zielen ons absoluut niet mee moeten bemoeien, dan vind ik dat inderdaad ernstig.

Maar we blijven stil en gehoorzaam. Bang. Dat ook. Het is een kwestie van opvoeding. Als je een kind leert dat ‚ie zich niet in gesprekken van volwassenen moet mengen, als je een kind leert dat ‚ie nergens verstand van heeft, dan wordt dat op een gegeven moment zijn tweede natuur. En zo’n kind praat pas als ‚ie gevraagd wordt, en dan komt er meestal niets meer uit.

De angst is groot. Zeker in tijden van grote veranderingen, grote onzekerheiden en een kaalslag als gevolg van bezuinigingen. En opeens is de navraag groot aan innovatieve, creatieve, agile (bibliotheek)mensen, mensen die het roer om kunnen gooien, die meewerken, mee ontwikkelen, mee gaan, verder gaan, aanvoerders, leiders…. mensen die durven!!

En daar zit je dan met je ‚behoudende‘ collega’s. Zijn zij schuld aan de misere?

Ik heb mijn twijfels.

Als we het al over schuldigen willen hebben, dan moet je deze mijn inziens op een heel ander en veel hoger niveau zoeken, namelijk op managementniveau. Hier zaten en zitten bovenmatig goed betaalde mensen die de afgelopen jaren innovaties bevorderden of tegenhielden, mensen met vernieuwende ideeën de ruimte gaven binnen hun organisatie of de ruimte lieten om te gaan, mensen die medewerkers konden motivieren en stimuleren of met een hoofschudden het zwijgen konden opleggen, mensen die de kwaliteiten van hun medewerkers konden zien en naar boven halen of mensen die het liever hadden over bevoegdheden en regels en status quo. Op managmentniveau zaten en zitten diegenen die toekomstvisies mee hielpen bouwen of verwierpen, in laadjes stopten of in werkgroepen over de jaren heen dood praatten.

En al diegenen die al jaren verantwoordelijk zijn voor het feit dat wij als bibliotheek de trein gemist hebben, vooropgezet dat de hele ontwikkeling die we nu meemaken had kunnen worden voorkomen, zijn bizar genoeg ook in tijden van crisis diegenen die geen cent inleveren en ook niet bang hoeven te zijn voor een onzekere toekomst. Want managers zijn altijd gevraagd. Crisismanagers, projectmanagers, fusiebegeleiders verlaten met gevulde zakken het slachtveld.

Ik zit zelf nog niet lang in de branche, slechts 10 jaar, dat is eigenlijk niets vergeleken bij de meeste collega’s. En ik vraag me af, wanneer precies ben je eigenlijk een agiel en wanneer een behoudend type? Wie bepaalt dat? Waar is de grens? Zijn de grenzen niet vloeiend? Heeft niet iedereen een beetje van allebei?

Naïef als ik ben, zie ik mezelf eerder als een agile bibliotheekmedewerker, agiel binnen mijn mogelijkheden. En als ik nu meega in het denken in termen van ‚wij‘ en ‚zij‘, denk ik in eerste instantie dat ‚wij‘ wellicht niet overtuigend of inspirerend genoeg waren. Dat ‚wij‘ misschien onze ‚behoudende‘ collega’s of de nodige tijd niet hebben gegund of het nodige vertrouwen niet konden geven om oude structuren los te laten. Kortom dat ‚wij‘ nog beter ons best moeten doen.

We leven in een harde wereld. Alles is opeens een keuze. Oud zijn is een keuze, ziek zijn is een keuze, werkloos zijn is een keuze. Eigen keuze betekent eigen schuld en eigen risico. Niemand die de verantwoordelijkheid hoeft te nemen behalve het individu zelf.

Het zou volgens mij een mooie keuze van bibliotheken op zoek naar een nieuwe identiteit en een nieuwe rol binnen de maatschappij kunnen zijn, om juist hier het voorbeeld te geven voor een humane en sociale aanpak. Laten we zien dat wij wel verantwoordelijkheid nemen voor anderen, ook voor collega’s. Laten wij een toekomstplan ontwikkelen waarin iedereen een plek heeft en een rol kan spelen, iedereen naar zijn vermogen en zijn vaardigheden. Iedereen zijn waarde. Dat zou pas vooruitstrevend en uniek zijn. Dan hadden we eindelijk iets waarin wij uit konden blinken.

En nee, als we dit doel kunnen bereiken, dan ben ik er haast zeker van dat we niet een beetje dood gaan van binnen. En anders? Anders zijn we al een beetje dood.

Is er licht aan het einde … geen idee

Natuurlijk heb ik dat artikel in Vrij Nederland ook gelezen, er was ook geen ontkomen aan. En als een soort natuurlijk vervolg las ik ook de reactie van Edwin op dit stukje net zoals reacties van overal in bibliotheekland. Eigenlijk ben ik nu al een beetje laat, te laat om er (laten we met de tijd gaan) nog een meerwaarde aan toe te voegen. Maar ik heb een goed excuus, ik ben op vakantie, zonder vaste structuur en met een heerlijk traag dag- en hartritme slijt ik mijn dagen.
Maar nu weer terug naar het artikel in kwestie. Mijns inziens heeft de journalist de sfeer in een kleine doodgewone bibliotheekvestiging op een doodgewone dag goed opgenomen en beschreven en ik ben het volstrekt met Edwin eens dat hij die beschrijft zoals ‚ie is. Maar wat maakt deze observaties eigenlijk zo deprimerend of triest? Wat is het conceptuele kader van waaruit wij als lezer beoordelen en vergelijken en constateren dat iets of iemand nogal triest overkomt. Triest en deprimerend vergeleken bij wat? Vergeleken bij grote, moderne vestigingen? Vergeleken bij de boegbeelden uit onze branche die er wel op tijd bij waren om nog met de tijd te gaan en van deze tijd te zijn? Of vergeleken bij wat ons de bedenkers en uitvinders en grootverdieners van digitale denkfabrieken met groot succes als onze ultieme toekomstvisie verkopen? En is dan het trieste moment het feit dat er niet alle bibliotheekmedewerkers en niet alle klanten in zo’n mooi en volmaakt plaatje passen?
Gelukkig hebben we nog een grote voorraad aan stickers ‚afgeschreven object‘. Waarom die nu niet eens voor de verandering op mensen plakken die een consequente en rechtlijnige vooruitbeweging in de weg staan. Laten we een sticker plakken op de mevrouw die bij de klantenservice erop wijst dat de zeep in de dames WC op is omdat dit de enige plek is waar ze zich dagelijks kan wassen. Of de meneer die met al zijn bezit in plastictassen gestopt de hele dag bij de kranten doorbrengt omdat het daar droog en warm is en zich er niemand aan stoort wanneer zijn hoofd eventjes op de tafel zakt voor een dutje. Een sticker absoluut ook voor de oudere meneer die steeds minder studieboeken van zijn goesting kan vinden en stille leesplekken om deze in te zien en bijna terloops erop attent maakt dat hij ook nog bestaat en dat er ook met hem nog rekening gehouden dient te worden. Dezelfde meneer die zomaar durft te vragen ‚en hoe zit het met mensen die geen internet hebben?‘ Zonder meer ook een sticker voor de klanten die de nieuwe, wellicht ietwat onrustige, maar niet voor niets gekozen vloerbedekking duizelingwekkend vinden, helaas in letterlijke zin. Stickers ook voor mensen die een opvallend gedrag vertonen. ‚Mevrouw, mag ik u iets vragen?‘ ‚Jazeker, meneer.‘ ‚Ach, laat maar. Ik vraag het wel aan God.‘
O, gelukkig zijn er nog stickers over voor alle medewerkers van 57+ die maar niet blij en enthousiast kunnen worden bij het vooruitzicht op zo’n mooie sticker. En ook voor al diegenen die cursus- en trainingsresistent zijn, die zich niet goed kunnen vinden in rollenspel en optredende acteurs die alles met een grap en een geestige opmerking op kunnen lossen en na hun tweedaagse presentatie voor een groep bibliotheekmensen waarvan ze het fijne qua werk toch niet kennen met hun wijsheden verder trekken naar een supermarktketen of iets dergelijks.
Ik weet niet of het tot hier een beetje duidelijk is wat ik eigenlijk wil zeggen. De wereld die we in een bibliotheek ervaren verschilt niet van wat er ‚buiten‘ gebeurt en is er ook niet los van te zien. Mensen die ‚buiten‘ buiten de boot vallen willen maar niet passen in mooie plaatjes van extreem dure bureaus en denktanks voor advies, ontwikkeling en interieur die van een extreem grote afstand van achter hun tekentafel prachtige taferelen ontwikkelen. Bureau A wordt opgevolgd door B dat wederom opgevolgd wordt door H. Iedereen maar voor een bepaalde fase, voor een project, alles binnen een deadline. Project H wordt spannend. De opdracht is duidelijk. Reorganisatie en bezuinigingen. Uit twee maak een. Niemand die ervan opkijkt. Dat gebeurt tegenwoordig overal. DAT is volgens mij precies wat deze tijd uitmaakt. Als u nu aan mij vraagt ‚Vindt u dan de bezuinigingen in andere sectoren, b.v. zorg en gezondheid, niet nog erger?‘ dan kan ik u zeggen ‚Ja, zonder meer vind ik het nog erger en zelfs schandalig wat er daar gebeurt.‘ Ik ben bang dat er nog veel meer mensen buiten de boot gaan vallen, mensen die gewoon niet meer mee mogen doen, mensen die, als ze een beetje sociaal en economisch zouden denken, zich op tijd in nevel zouden oplossen voordat ze iemand tot last zijn… dat is voor mij het deprimerende en trieste aan dat hele verhaal.

Uitverkoop

Toen het allemaal begon mocht je het geen ‚fusie‘ noemen, want daar kon geen sprake van zijn. Met veel overtuiging en niet zonder een zekere logica werd uitgelegd dat het voor allebei partijen om praktische redenen zinvol was om samen te gaan wonen. Ja, laten we het zo eens noemen. ‚We gaan samenwonen‘. Voor iedereen wordt het goedkoper en dat is iets wat iedereen begrijpt. En als je een verdieping kunt verhuren komt er regelmatig huur binnen en dat scheelt toch op jaarbasis zeker… zo niet meer…

Uiteraard moet je met een gedeelte van je collectie verhuizen, je gaat wel een beetje inkrimpen, maar daar ben je op voorbereid.
En de rest…. de rest zien we wel als het zover is, toch? Alles komt immers goed.

Wat blijft is de vraag wat er behalve uiterlijkheden en het aantal collega’s nog gaat veranderen, inhoudelijk bij voorbeeld. Een vraag die tot nu toe onbeantwoord bleef, in nevel gehuld, voor mij dan tenminste.
Gelukkig is er nu een uitgave van het Zeeuws Tijdschrift in mijn postvakje beland. En hier lees ik nu eindelijk duidelijke taal, konkrete toekomstplannen.

‚Maar vergeet niet dat het hier niet om een vrijblijvende samenwerking gaat. Er gaan fundamentele zaken veranderen. We gaan op weg naar één nieuw instituut: SCOOP 3.0 / Zeeuwse Bibliotheek 3.0, een nieuwe organistatie.‘

En verder

‚Ik denk dat meer partijen uit verschillende sectoren (o.a. economie, media, cultuur, zorg, onderwijs) zich zullen aansluiten […] We worden, los van de bezuinigingen, een ander instituut: kleiner, effectiever.‘

Ook de verdeling van taken wordt helder.

‚We hadden al een aantal gezamenlijke ervaringen. We deden samen presentaties en organiseerden debatten. SCOOP richtte zich daarbij vooral op de inhoud, de bibliotheek had een meer faciliterende rol.‘

De een komt met kennis en inhoud, de ander heeft de ruimte. Als dat geen perfect match is. We gaan spannende tijden tegemoet, niets blijft zoals het was, dat is zeker. Ik ben benieuwd naar de metamorfose, naar hoe deze metamorfose in praktijk wordt gebracht. Het gaat gebeuren. Het is al begonnen. Ik vind alles goed… alleen… ik heb natuurlijk altijd wat te zeuren… alleen was ik dat graag op een andere manier te weten gekomen, op een persoonlijke manier, wellicht iets vroeger ook, dat was nog fijn geweest. Maar we waren er misschien nog niet aan toe. Ja, de communicatie had zeker beter gekund, directer, opener. Maar ook hier kunnen we leren en veranderen en ons van stoffige structuren losmaken.

Ik kijk optimistisch in de toekomst van het nieuwe instituut 3.0. Wie weet blijft er zelfs op langere termijn nog een boekenkast staan, want de uitbreiding van het een betekent het verder inkrimpen van het ander. Dat zijn simpele natuurwetten. En zelfs al zijn de boeken op een dag helemaal verdwenen is er nog steeds hoop, want dan heb je weer een mooi onderwerp voor een cultureel onderzoek ‚Welke gevolgen heeft het verdwijnen van de bibliotheek op de samenleving in het algemeen en de gewone Zeeuw in het bijzonder?‘
En omdat we nu toch al aan het onderzoeken zijn, ik heb decennia geleden met een mooie scriptie mijn studie Maatschappelijk Werk afgesloten. Toen deed ik onderzoek naar het verband tussen werkloosheid en chronische ziektes. Als ik die nu eens terug kon vinden, konden wij daar wellicht ook nog iets mee… Maar nu loop ik wel erg op de feiten vooruit, en dat kan ik maar beter niet doen.

(de citaten zijn ontnomen aan: Zeeuws Tijdschrift 62 3/4 2012, blz. 6-11, ‚Nu gaat het echt gebeuren…‘ SCOOP-Directeur Dick van den Bout slaat nieuwe wegen in)

P.S. Ik ga nu eerst eens de definitie van ‚fusie‘ in de Grote Van Dale opzoeken.

Als alles even stil kon staan

Iedere vrijdag lees ik de column van Chawwa Wijnberg. En iedere vrijdag kijk ik ernaar uit. Een van haar laatste columns ‚Vroeger‘ werd afgerond door de volgende alinea:

(ik citeer)

‚Als alles eens even zou stilstaan en zou zeggen: Waar kan ik u mee helpen, mevrouw? Een kopje koffie? Gaat u zitten, wij gaan er voor zorgen. Hè ja. Zoals vroeger.‘

En ik dacht onmiddellijk ‚dit is elementair, iets wat ik niet mag vergeten, iets waar ik absoluut nog iets over moet en wil schrijven‘. En dat doe ik nu, want ook al had Chawwa het in haar column niet over bibliotheken, maar dan wel over dienstverlening en over klantenservice. En wat zij in haar stukje ‚Vroeger‘ verwoord is precies wat ik dagelijks klanten met andere woorden hoor zeggen of zie denken, meer nog zie denken, als zij zich in het wirwar begeven dat ze vroeger kenden als hun bibliotheek. Alles mag zelf, alles moet ook zelf. Van de ene automaat/computer naar de andere. Ik zie klanten verdiept in stille tweespraak met uitleenunits en betaalautomaat (over de nieuwe multifunctionals, vroeger kon je daar een kopietje in zwart/wit maken, verder niets, wil ik het nog niet hebben). Ik zie ze lang kijken naar een scherm alsof ze proberen zijn achterliggend geheim te ontrafelen en vervolgens dapper de strijd aangaan. Maar het eist geduld, geduld en tijd, er zijn teveel opties, teveel keuzes, teveel aan teveel.

En dan heb ik het over mensen van alle leeftijden, niet alleen over oudere mensen. Ik heb het ook over multitasking vrouwen in tijdnood, ik heb het over moeders met kleine kinderen die ze al gillend achter zich aan moeten slepen, ik heb het over mannen van middelbare leeftijd die altijd, ja werkelijk altijd, fout geparkeerd staan. En geliefde plek om even te staan als je snel een boek in wilt leveren is ook de parkeerplaats waar net de parkeermeter afloopt. Ik heb het over gewone mensen, die gehaast en gestrest voor een machine komen te staan die ten overmaat van ramp een foutmelding geeft of, zonder dat ze dat willen, kennis maken met zo’n beetje alle collega’s op alle verdiepingen, omdat iedereen over een ander deeltaak gaat…

En dan is mijns inziens het punt bereikt dat de een of ander denkt ‚als alles eens even zou stilstaan en zou zeggen: Waar kan ik u mee helpen, mevrouw? Een kopje koffie? Gaat u zitten, wij gaan er voor zorgen. Hè ja. Zoals vroeger.‘ Aaaaah, wat zou dat fijn wezen.

Er is al alles gezegd over bezuinigingen, en er is evengoed al alles gezegd over de noodzakelijke ontwikkelingen en vernieuwingen die bibliotheken moeten ondergaan, en ik twijfel er geen moment aan dat dat inderdaad zo is, maar ik zie meer de kleine dingen, de alledaagse dingen. En dan denk ik soms in al mijn grenzeloze naïviteit, zouden we daar eens niet meer op in kunnen zetten, een bijzonder oogmerk voor kunnen ontwikkelen, dat mensen met een ontspannen en prettig gevoel de bibliotheek verlaten in de wetenschap dat ze de beste service hebben gekregen die er bestaat. DAAR kunnen wij als bibliotheek een wezenlijk verschil in maken. DAAR kunnen we beter in zijn dan wie dan ook. Als we die keuze zouden maken.

P.S. Op de site van Chawwa Wijnberg kunt u zich abonneren op de wekelijkse column http://www.chawwawijnberg.nl/

Mijmeringen 3

Soms kun je, eenmaal begonnen met mijmeren, moeilijk weer stoppen. Soms lukt het, als de mijmeringen beginnen, jezelf af te leiden, ergens rustig te gaan zitten en te wachten totdat de aanval weer voorbij is. Het is een kwestie van oefenen en ondertussen lukt me dat steeds vaker.

Vandaag kwamen echter via mijn twitter timeline nogal wat prikkels binnen die ik niet wou laten bezinken totdat ze er niet meer zijn of totdat ik ze alleen nog vaag kon herinneren. De prikkels kwamen uit drie bronnen gelijktijdig net als sneltreinen op me af. Daar was ten eerste Joost Heessels die op zijn unieke manier commentaren leverde op alles wat vandaag gebeurde op Bibliotheekplaza in Theater De Meervaart in Amsterdam. Ten tweede de twitterende collega’s uit de bibliotheekwereld en ten derde John Cleese! Ja, en ik hoor u denken ‚John Cleese‘, was dat niet die van…? Ja hallo, kan die dan ook maar voor één moment serieus wezen? En wat heeft hij nu met bibliotheken te maken en sterker nog, met de toekomst van bibliotheken, de bibliotheek van morgen…?

Toen de tweet in kwestie via Maria Popova binnenkwam, dacht ik in eerste instantie precies hetzelfde. How creativity works. Daar had hij het kennelijk over en nee, dat breng je niet werkelijk zomaar in verband met het doen en denken en overleggen binnen de bibliotheekwereld (wie hier een soort van cynisme denkt te ontdekken mag dat wat mij betreft gerust doen).

Maar eerst terug naar nummer 1 en nummer 2. Tot mijn verbazing en groot genoegen las ik naast tweets van ‚tot zover niets nieuws‘ en over ‚verdwaalde sprekers‘ ook stemmen als ‚laten we naar ons publiek luisteren‘, ‚persoonlijk contact centraal stellen‘, ‚passie wordt van mens tot mens overgedragen‘, er kwam zelfs iets over de ‚maatschappelijke functie‘ van een bibliotheek langs en, helemaal revolutionair natuurlijk, ‚Oud gedrag in een nieuwe situatie helpt niet‘. BAM! En ik spon de draad van de laatste tweet voor mezelf nog verder… Oud gedrag in een nieuw jasje helpt ook niet verder en wordt in no time ontmaskerd als ’niets dan gebakken lucht‘, als ‚blablabla‘.

Alles heeft te maken met communicatie, niet naar de klant maar MET de klant. En een goede communicatie in veranderende omstandigheden heeft alles te maken met creativiteit. En over creativiteit heeft John Cleese het dus in zijn bijdrage van 36 minuten en 10 seconden, voor wie voor de lange versie gaat. U gaat er geen spijt van krijgen!

Ruimte, tijd, vertrouwen, humor… dat zijn volgens Cleese de grondpijlers voor een klimaat waarin creativiteit kan kiemen, zich kan ontwikkelen, geoefend kan worden. Ik heb 2 keer naar het verhaal van Cleese zitten kijken en luisteren, En tijdens het luisteren zag ik steeds meer het verband en de schakel met de bibliotheek, en het werd me ook steeds duidelijker waar de belemmeringen of valkuilen zijn voor een gezond en succesvol creatief proces. Hier een verkorte lijst van de mijns inziens belangrijkste punten:

  • er zijn teveel dagelijkse dingen die prioriteit hebben en die eerst afgewerkt moeten worden
  • het is makkelijker om met kleine dingen bezig te zijn waarvan we weten dat we ze wel kunnen dan met grotere dingen waar we niet helemaal zeker van zijn
  • we hebben en nemen de tijd niet omdat we gestresst en onder spanning staan, permanent bang om iets te zeggen wat onnozel en onlogisch klinkt
  • we zijn als de dood om iets fout te doen, en dat is de ergste vijand van creativiteit
  • een fase van creativiteit is ook een fase van onzekerheid, van nog op zoek zijn naar een oplossing, een fase waarin de meesten zich ongemakklijk voelen. Om daaruit te ontsnappen wordt vaak voor oplossingen gekozen die onder handbereik liggen, zonder er 100 procent achter te staan
  • we zijn het spelen verleerd, alleen binnen een ruimte waar alles aan ideeën kan en mag en waar geen fouten bestaan, kan creativiteit tot leven en groei komen
  • en dan nog, last but not least, de humor. Gevoel voor humor, begrip voor humor, gepastheid van humor. Wat eigenlijk tot de normaalste dingen van de wereld hoort en volgens mij ook aan een basisbehoefte van de mens voldoet, humor, is ver te zoeken in tijden van crisis, in tijden van recessie en bezuinigingen, waar het tot de orde van de dag hoort dat je leest of hoort dat we blij moeten zijn om nog werk te hebben terwijl andere bibliotheken hun deuren moeten sluiten…

Dit is maar een klein overzicht van wat ik vanmiddag van John Cleese heb gehoord, ook niet allemaal voor het eerst uiteraard, maar soms is het goed om aan dingen herinnerd te worden, isn’t it.

Boekenfeest

Vandaag en morgen is het boekverkoop in onze bibliotheek, een gebeurtenis dat twee keer per jaar plaatsvindt, een keer in het voor- en een keer in het najaar. De belangstelling is altijd enorm. Je moet er op tijd bij wezen. Maar het is vooral gezellig. Dat rondneuzen, zoeken, dringen, vinden, aarzelen, weer terug leggen, opnieuw zoeken inmidden van een geordende chaos is een klein avontuur.

Natuurlijk heb ik thuis eigenlijk geen ruimte voor nog meer boeken. Dat probleem kent waarschijnlijk iedereen met een passie voor boeken. Maar eventjes rondkijken moet ik gewoon. Vandaag vond ik deze twee (zie foto). Het kleine boekje bevat de complete gedichten van P.A. de Génestet, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1934. En ja, altijd op zoek naar een gedicht voor mijn ‚Poëzie op woensdag‘ kon ik dit boekje absoluut niet laten liggen. Het tweede boek is van John Gay ‚London observed‘, Michael Joseph, London, 1964. Met adembenemende zwart-wit foto’s, een handgeschreven opdracht voor een familie die in de zomer van 1966 in London op vakantie is geweest en met bovendien 2 oude postkaarten van het British Museum en de Tower of London die er als bladwijzer en/of souvenirs tussen zaten. En daar word ik dan gewoon blij van.

En kijk dan, kijk… wat een foto’s!

Krantenkoppen

Er wordt veel geschreven en gedacht en gezegd en gemijmerd over bezuinigingen. Ik dacht dat ik al zo’n beetje alles wat er daarover te zeggen viel gelezen had, totdat ik dit stukje las in onze locale krant.

Bezuiniging bibliotheek treft leden. Ach! Je verwacht het niet. Maar als je verder leest kom je de fijnheden te weten, namelijk dat de bezuinigingen in ons geval voornamelijk onze leden treffen. Zij worden dus de dupe van een… ja, van wat voor soort bibliotheek eigenlijk?

Volgens statenlid Paul Colijn van de ChristenUnie, zo lezen we verder, blijft de organisatie ‚qua omvang en personeel vooralsnog feitelijk gelijk‘. En hij komt dus tot de conclusie dat hier iets niet klopt, niet in balans is, onevenredig is. ‚Onevenredig‘ vind ik persoonlijk een mooi woord, net zoals de synoniemen ervan… ‚asymmetrisch‘ of ‚disproportioneel‘. Onevenredig straalt kracht uit, rechtvaardigheid, een moreel standpunt, normen en waarden. Kortom alles wat bij ChristenUnie past omdat het betamelijk is.

Ware het niet dat de analyse van meneer Colijn en dientengevolge ook zijn conclusies veraf staan van iedere realiteit. En dan komen we bij het punt waarop het voor mij als deel van het personeel pijnlijk en kwetsend en onevenredig wordt.

Feit is dat we als organisatie qua ruimte en omvang gaan krimpen. We gaan samenwonen met SCOOP, mede als antwoord en gevolg op de bezuinigingen. De gehele tweede verdieping gaat in de nasleep daarvan voor de bibliotheekfunctie van het gebouw wegvallen. En ook wat de personele gevolgen betreft heeft meneer Colijn het helaas mis. Collega’s die al vele jaren via een uitzendbureau in de bibliotheek werkzaam zijn, zijn de eersten die niet meer betaald kunnen worden. Vacatures die vrij worden omdat een collega na 25/30 jaar met welverdiende pensioen gaat, worden niet meer ingevuld. Medewerkers die best nog een tijdje hadden willen en kunnen werken worden bemoedigd om te overwegen dat toch eerder te doen… Ontslag is op veelvuldige manier mogelijk, ontslag kan direct en frontaal of op subtiele wijze. Werkomstandigheden en werkdruk kunnen in verband met bezuinigingen en reorganisaties zodanig veranderen en op scherp gezet worden dat mensen uit zichzelf ontslag nemen. Is dat socialer? Is dat minder pijnlijk? Is dat evenredig? Ik denk van niet.

Maar je hoort eigenlijk weinig klagen… niet zeuren, maar doorgaan! Ook met minder middelen en minder personeel de dienstverlening zo goed mogelijk in stand houden. De klant is en blijft koning!

En dan lees je zo’n artikel, en dan besluipt je een beetje het gevoel dat je je eigenlijk moet schamen. En je weet eigenlijk zeker dat dat niet zo is. De onzekerheid over de toekomst van bibliotheken is groot. Niemand weet hoe het op langere termijn verder gaat en wat we om uberhaupt te kunnen overleven nog aan veranderingen en aanpassingen moeten ondergaan. Niemand heeft DE oplossing. Alleen wat ik zeker weet is dat het ventileren en verspreiden van meningen zoals bovengenoemde contraproductief zijn, en voor de leden en voor de bibliotheek.

Mijmeringen 2

De Bibliotheek2daagse in Groningen is achter de rug. Ik ben er helaas niet geweest, maar ik kan er wel over nadenken en napraten omdat het evenement goed te volgen was via social media en het veelvuldige gebruik hiervan door de 700 deelnemers. Een live-stream was er niet, maar dat werd uitstekend gecompenseerd door de bijna live-blogs van Jan Klerk.
Zeer zeker heb ik ook veel gemist, geen kwestie over. Zo had ik b.v. graag Ernst-Jan Pfauth willen horen praten in de Martinikerk net zoals de directeur van het Museum Boerhave in zijn sessie over ‚Flexibiliteit‘. Een uitleg over ‚SocialMediaCaster‚ door Jeroen de Boer had ik buitengewoon interessant gevonden. En uiteraard had ik de 5 presentaties van projecten willen zien die, gekozen uit meer dan 100, genomineerd waren voor de ‚Innovatieprijs 2011‘. De winnaar was uiteindelijk ‚De verhalencoach‘ en mijn felicitaties gaan nogmaals naar Pieter Offermans en zijn collega’s van Biblioservice Gelderland! Maar de anderen hebben mijns inziens ook respect en applaus verdient, voor hun inbreng, tijd en ideeën.
Als je er zelf niet bij bent, mis je nogal wat. Je mist de ontmoetingen en contacten met collega’s en je mist ook de sfeer, de chemie en wisselwerking onderling die altijd belangrijk is als het om gezamenlijke toekomstplannen gaat.
Maar ook wat dat betreft kwam via social media, twitter om precies te zijn, het één of ander aan ‚atmosferische beelden‘ naar de huiskamer over. De verdeeldheid b.v. die overduidelijk werd tijdens de presentaties en de prijsuitreiking en vooral in de wachttijd daartussen. Dat je voorkeuren hebt is normaal, dat je een of twee favorieten hebt is normaal, maar de manier waarop en de woordkeuze waarmee projecten werden afgekraakt verbaasde me zeer. Sommige hadden b.v. vijf keer ’net niets‘ gezien en twitterden dat het misschien het beste zou zijn de prijs dan maar op te delen. Er werd geopperd dat zo’n presentatie eigenlijk makkelijk was, daarentegen het beantwoorden van vragen uit de zaal kennelijk lastig. En ja, het ging om een flink bedrag, wat had je daarmee niet alles kunnen doen…
Ik voelde plaatsvervangende schaamte opkomen en dacht hoe vreselijk demotiverend dit soort uitspraken voor de collega’s moesten zijn die zoveel tijd en kennis in hun voorstel geïnvesteerd hadden en ook voor de collega’s die achter de schermen hun steun uitbrachten.
Het was ook een leermoment voor mij, thuis achter de pc. Want hoe moeilijk moest het niet zijn zoveel mensen ook maar enigszins op één lijn te brengen en de voorwaarden te creëren om een innovatief proces met succes te introduceren.
Opvallend was ook, dat mensen ‚van buiten‘ welwillender en enthousiaster werden ontvangen. ‚De profeet wordt in eigen land niet geëerd‘. Een waarheid als een koe, nog steeds. De beroemd-bekende Jan Mulder zorgde voor daverend applaus ter afsluiting en ter instemming op de ‚Afterparty‘. Ik durf te wedden dat hij, naast zijn spectaculair optreden geen idee paraat had om de bibliotheken te redden… dat dan weer niet.
Enfin, in mijn TL was ook te lezen, dat iedereen moe en voldaan aan de terugreis begon om de vele indrukken te laten zakken en nog een beetje na te genieten. Ik ben bang dat het daar zo een beetje bij blijft en hoop gelijktijdig dat ik van het precies tegenovergestelde overrompeld word.
Wellicht krijgen ook mijn vervolgmijmeringen enkele RT’s, misschien krijg ik via twitter weer bemoedigende woorden van gelijkgestemde zielen, ik ben benieuwd. Maar wat hebben we van meneer Pfauth geleerd? Het internet is vluchtig. Haast alles is de volgende dag alweer vergeten. Uiterlijk met de feestdagen is de Bibliotheek2daagse in Groningen sneeuw van gisteren en ontlokt slechts nog een ‚Ach ja, das waar ook‘.